Domkapittel 1085-1 / 12 Utrecht pdf 18-06-2021 pag. 1

  Houten
dit is gelost

..
Item noch een recognitie brieff dair inne
Ffrederick Claes bekent in eenen ewigen
erffpacht ontfangen te hebben vier morgen
tot behoeff van Weijne Wouter Luijtgensz
dochter twee vier mergen ende twee hondt
lants gelegen tot Houten jairlicx om derden
halven oudenschilt ende twee capoen beginnen[de]
allen den ghenen it[em] in dat[o] duijsent vijff
hondert vijff en[de] dertich opten XXen dach in
meert
r[]ta
                        fo[lio]-------------------------------------------------------------------xij
..

  Houten

xij

Recognitio pactus perpetuj
Frederic Nicolaj de quator ing[e]
it IJ hondt terre sit[en] in parochia
de Houten onnue pro duobus
sent[en] aut[en] cun dinudioet ij capoenibus it[em] dat[]
anoo duo millesimo que[r] gentesimo
tricesimo quinto die vectsima
nieunsis martij
 

 
 
 
Houten

Allen den gheneen die desen brief zellen zien
off hoeren lesen doe wij verztaen Jan Jansz
schout Steven Andriesz ende Jonge Jan
die Wit
schepenen inden gerechte van t Goij
ende Houthen dat voer ons quam intge
rechte Frederick Claesz ende belijden ende
bekenden aldair voor hem zijnen erven ende
naecomelinghen met zijn vrijen moet wille
van den weerdighen heeren domdeken ende
capittel det kercken ten Doem t Utrecht in
eenen erffpacht ontfangen te hebben vier
mergen lants ende twee hondt lants gelegen
in den kerspel van Houthen voirsz[egd] ende
 

ende beloefden aldair aen onsen handen voor
hem zijnen erven ende naecomelingen den voorn[oemde]
heeren domdeken ende capittel ofte horen
cleijnen camerair inder tijdt jairlicx te betalen
derdenhalven ouden gouden vrankrijcxe scilt
als anderhalve goede goude overlantsche
kooifurster rijnsche gulden voor den oude schilt
op seeckere termijnen voorwarden verbanden
ende peenen ende voort in alle manieren
als die erffpacht brieff bezegelt mit ons ca
pittels zegell ten doem voorn[oemd] dair af in houdt
sprekende van woerde te woerde aldus wij
doemdeecken ende capittel der kercken then
doem t Utrecht doen kondt allen luijden dat
op huijden voor ons in onse capittelhuijs gecomen
is Wouter Luijtgensz tot Houthen ende droech
op in onsen handen alle alsulcke recht ende
toe seggen als hij enichsins hadde ofte hebben
mochte aenden erffpacht des landts hier nae
bescreven t welck hij laest van ons in erffpacht
gehadt ende gebruijct heeft ende als dit
alsoe wie voorsz[egd] gedaen was rechtenoert
 

xiij

soe hebben wij tzijner begeerten in een ewighen
erffpacht gegundt ende gegeven gunnen ende
geven mit desen onsen brieve Frederick Claesz
tot behoeff van Weijne des voorsz[egde] Wouter Luijtgens
dochter en horen erffgenamen dat voorsz[egde]
landt te weten twee vier mergen ende twe hondt
lants alsoe die gelegen zijn inden gerechte
van Houthen op streckende van den Houtensche
wech tot aen des biscops hoeve toe dair boven
oestwerts die heeren van oudenmunster mit
Steven Arijssz van Rossum ende westwerts
Goert Maessoen beneden naest gelant zijn
elcx siaers om derden halve ouden gouden vranck
rijcxe schildt als anderhalve goede goude overlant
sche koirfurster rijnsche gulden die voor datum
s brieffs gemunt ende geslagen zijn off paijement
huere weerden inder tijdt der betalinghe voor
elcken ouden schillt gereckent ende twee goede
pacht capoen te betalen deen helft van den gelde
mit alle die capoen op sinte martijnsdach inden
wijnter nu naestcomende ende dander helft
op sinte Petersdach ad cathedram daer naest
 

volgende off bijnnen eenre maent naer elcken termijn
voorsz[egd] onbegrepen ende soe voort jairlicx erffelick
ende ewelick vrijs gelts zonder enijge affcortinge
off verminderinghe des voorsz[egde] pachts ende alle
scade ofte ongelden die op dit voirsz[egde] lant comen
comen ofte uitgeset mochten werden nijet uuijt
gesondert mit dusdanige voirwairden wairt
saicke dat Frederick Claessz voorsz[egde] ende zijn
nacomelingen jairlicx den voorsz[egde] pacht ons
voll ende all nijet en betaelden tot zulcken ter
mijnen ende in allen manieren als voorsz[egd] is
soe vielen zij alle gader van allen recht ende
toeseggen dat zij hadden ofte hebben mochten
aenden erffpacht des lants voorsz[egde] ende soe
quaem dat selve landt dan weder vrij en
loss aen ons ende onser kercken ten Doem voorsz[egd]
onsen vrijen wille dair mede te doen alsoe verre
wij dat aennemen wouden ende anders nijet
behoudelicken nochtans osn den verseten pacht
die ons dan afterstadich ende ombetaelt waer
ons op te leggen ende te betalen sonder wederseggen
 

xiiij

voort zijnt voorwairden dat Frederick voorsz[egd]
noch zijn nacomelinghen en zellen noch en mogen
dit voorsz[egde] lant ende den erffpacht nijet sceijden
noch deijlen noch vercopen noch versetten noch
versellen noch aen ijemantz anders brengen
noch in geenrehande manieren quijt worden buijten
onsen consent ende wille onder die pene van
vervallinghe voorsz[egd] ende wanneer Fre
derick
afflijvich werdt soe sell dese erffpacht
voorsz[egd] comen all geheel en[de] ongesceijden
op eenen zijnen outsten ende naeste wittaftige
erffnaem gecomen wesende van Weijne zijn
huijsfrouwe des voorsz[egde] Wouter Luijtgensz
dochter een man hooft naerre te wesen dan
een wijff hoeft dair zij beijde enen nae waren
om alsulcken pacht ende allen manieren
voorwaerden verbanden ende peenen als voorsz[egd]
zijn ende alsoe voort van erffnaem tot erff
naem ende die selve erffnaem sell bijnnen
den ijersten jaer nae dode Frederick voorsz[egd]
dit landt ende den erffpacht voorsz[egd] aen ons
versoucken ende nemen van ons nijenwe brieven
 

ende ende geven ons wederbrieven alleens spreeckende
opten erffpacht ende voorwairden voorsreve
bezegelt mit des gerechts zegell van Houten
op zijnen cost ende wairt saicke dat die
selve erffnaem des nijet en dede off enijch
van den puncten voorsz[egd] verbraecke soe viel
hij des gelicx van allen rechts en toeseggen
dat hij hadde off hebben mochte aenden erffpacht
voors[zegd] alsoe verre als wij wouden in allen
manieren als voocreven is sonder alle
argelist ende behouden altijt een ijegelick
zijns rechts in kennisse der wairheijt soe
hebben wij desen brieff doen bezegelen mit
ons capittels zegelle gegeven in t
jair ons heeren duijs[en]t vijfhondert vier
ende dertich den vier ende twijntichste dach
in aprill
ende wij Jan Jansz schout
Steven Andriesz ende Jonge Jan die Wit
schepemen voorsz[egd] want ons kennelicken is
dat alle puncten inden voerseijden erffpachts
 

xiiij

briefff begrepen voor ons inden gerechte voorsz[egd]
alsoe bekent ende geloeft zijn hebben elcx
onse zegellen aen desen brieff gehangen gegeven
int jair ons heeren duijsent vijffhondert vijff
ende dertich opten twijntichsten dach in
Maert


Homepage | E-mail