_ daer van Jacob ene Pieter Pietersz elcx een derde p[ar]t competerende es | Eerst de custingbrieff ten lasten van Jacob Weijte get[ekend] nu[mme] r # J volgens reductie comtant op
noch VJc XXXJ g[u]l[den] VIIJ st[uivers] VJ pen[ningen] noch een custingbrief ten laste van Isaack Rolofse volgens
reductie beragen - Xc LXXIX g[u]l[den] XIX st[uivers] get[ekend] nu[mmer] IJ noch en custing br[iev] ten lasten van m[eeste]r Jan Geel inden bedragen volgens reductie IXc XXVJ __ get[ekend] nu[mme]r IIJ noch de helfte van een custingbr[ief] | |
# hoowel selve brieff aller spreeckt ten behoeve van Jacob Pietersz de broeder van Matheus Pietersz zoe es nochtans zelve Matheus Pietersz |
ten laste van Jan Suijgensz van Enschede backer # ende aan de wed__ helft _ootg___t Jacob Pietersz zijn broeder competerende bedragen volgens reductie contant IJc XCV g[u]l[den] V st[uivers] ij pen[ingen] get[ekend] nu[mme]r IIIJ noch de helft van een custingbr[ief] | 691:5:2 75: - - 60 . 5 . 2 |
berust tot Pieter Pietersz die de wederhelft van dien comp[eteer]t | ten laste van Davidt Fransz Specking volgens reductie bedragen _ VIJc XXVIJ g[u]l[den] V st[uivers] get[ekend] nu[mme]r V noch een obl[igatie] spreecken[de] ten laste van Jan Outhuijs van tweehondert gul[den] mitten interest van dien op IJc VIJ g[u]l[den] V st[uivers]
get[ekend] nu[mme]r VJ
noch aen gelde XXXIIJ gl XV st IIJ pen makende tsamen IIIJm IIJ c gl wat belangt de somme van drieen dertich gul[den] vijfit stuijvers drie pen[ingen] de welcke naerluijt van versz[egde] accorde tot voldoeninge vande somme van vierduijsent driehondert gul[den] getelt mosten werden
a_- ende de somme van veertich
gul[den] die Matheus Pietersz ten behouve van Johannes Matheusz zijn zoongten totver gelijckinge van pellegift van zijn dochtertge heeft toe geseijt ende belooft deselve zijn midt voldaen ten opsichte d zelve Mathues Pietersz zoe hij sustineerde noch wat in te brengen hadde van schulden des boedels die nae dato van[de] accoorde | |
| waeren tot zijn kennisse waeren gecomen t welc hier doent voor memorie
clederen ende lijfsbehoorten
vande overl za[liger] Jannetgen Jansd /r eerst een boratto vlieger noch een gramgut noch een paersse kantke rock noch een greijne rock niet drie koorden noch een boratte rock met twee ingeslagen banden noch een boratte rock met drie fansse koorden noch een boratte rock met we franssze koorden noch aen schaelpblaewe rock noch een rootscherlaken rock noch eenront borat manteltgen noch een rondt zijde manteltgen noch aen gebelt ront manteltgen noch een beste sa[] in gekeerde borst met goude knopen
|
| noch een caffa borst noch een caffa borst met boratte mouwen noch een caffa borst met gewelde mouwen noch een hemels haer borst noch een boratte borst noch een gewelt manteltgen noch een saije manteltgen noch een gewelde bonte mantel noch een bonte mantel noch een bonte mantel noch een bonte mantel noch een saije borst noch een rode borsrock noch eenfluwele mofa wat belangt de ander sluwele moffe mitsgaders den zwarte laickense vlieger d zelve heeft Matheus Pietersz gewijgert te lang volgen vanst oorsake dat zijn huijsvr[ouw] die gemaeckt gecost ende niet gedrager
had zoude hebben ende zulcx tot haer lijve niet behoorden
|
| niet behoorden noch een paer hantschoen van driepaer de ander twee paer dar van ten gebordagen waren weijgede hij mede te laten volgen deur dien d zelve bij ha zijn vrouw niet gedragen waren zoo hij seijde noch een leste inde schorktktet noch een boort schortecket noch een paer schortecket noch een fluwelen tas met een zilver kettingen nochsae__ in twee fluwele casseuren noch een beste heijck noch aen ande r beste hoijck noch een slitste hoijck nocheen capreentge
noch aen parige breijde lindewaetgehen strocechwepan[?] trijpte clickers eerst zes nijeuwe hembde noch een paer
trijpte muijken noch zes andere hambden noch een paer __kel schoenen noch drie nacht hals doucken noch twee witte bors rocken noch twee en vijftich cameritasemutssen off open huijfde noch tweentwintich douck huijfde
|
| noch vijftien lobbercragen noch elff enckele craechgens off beffen
noch zes slechte lobbecragen noch negen halfgens noch een witschortecleet noch zeven slache enckele craechgens noch zes mutssen noch vijf geplocte halsdoecken noch vier blaerwesch_tleen[?] noch vijftien neus doucken daer van vijft moeije zijn zilver werck ende ringen eerst een zilveren onderriem noch een slotelwerc noch een protefraes noch een kettingkgen met ene hauck ende een messekooker met twee zilver hechten van messen noch een viergnoet noch ene roos ringen noch een sust van drien noch een oleijen geameljert[?] houpgen wat belangt de signet ring item de |
|
claere ring ende geaneljeerde de groote heup d zelveheft zijn Matheus Pietersz behouden zoe van wegen de ringen die hij zijn huijsvrouwe hadde gegeven als voor de vereringevolgens hem vergeseijt sij taccord hem vergeseijt Pillegiften van kinderen eerst een vergutl overatkcopgen noch drie groste met een cleijn zilver lepels noch een root coralen vijftich met een vergulde penninck noch een zilveren gout ringetgen noch een zilver portesiraefgen noch een zliver oud doriempgen noch een zilver slotelraeckgen met cleijne ziler slotelen noch een tafgen met een zilver knoop ende
ketting waerin met een koockertgen ende twee zilveren heckgens van messe kinderen clederen eerst een beelt bulijentgen met een paer gehoort saigine moutgens noch een blaeu waerschijnrockgen |
| noch twee paer fluwele moutgens noch twee vijftch aff zvlast gffgens noch een bebiest mantelgten met zwart kantgens noch twee hedtgens een growue ende een zwart noch een blaeu hasant rockgen met twee voorden noch een waerschijn wachgen noch wit borsrockgen noch vijftien kinder beffegens noch veertich kinder hemlieden noch twee gerauelde krachgens noch achtien linde mutssen noch drie scheijtcleden met kant
noch vijff gesteven mutssen ^noch tien muttsen noch vijff crachgen noch een gout ende zijde capgen noch een fluwelel vrouwen hoetgen noch een kinder pop ende stoel versteijgden noch wat ander kinder poppe goet aldus gedaenende bescrheven ende overgenote ter |
huijse | versoucke ende int bij wesen van Matheuas
Pietersz kint item Jan Joostensz van der Munck Joost Janssen van der Nunck ende Pieter |
| Pietersz als weesende alle drie geligeerde ende gestelde voochde over de zelve kindern van[de] zelve Matheus Pietersz bij mij Adriaen Paets not[ari]s publ[iek] bij den hove van Hollant geadmittert op ten XVen julij an[n]o XVJe dertich ende ter oorconden van dien desen get[ekend] A Paedts not[ari]s 1630 |