steensnijden opt versouck aen die van den gerechte deser stadt Leijdensteensnijden gedaen bij Maijken Kares weduwe van Henrick Kares moeder van Abraham out ontrent acht jaren mitsgaders Pieter van Bemelen en[de] Pieter van Houck haer bekende vrinden omme t selve kindt als gebreck hebbende van de steen duer m[eeste]r Herman van Otten steen en[de] breucksnijder te doen snijden ende laeten cureren heben de voorsz[egde] van de gerechte voor soe veel in hen es int versouck bewillicht
mits bij ie voorsz[egde] m[eeste]r Herman volgende het XIIJe ar[ticu]le van de gildebrieff van de chirurgijns de snijdinge doende ten overstaen van eenen doctor inde medecinnen alhier toegelaten zijnde om tepractiseren en[de] twee prouffm[eeste]ren van t selve gilde |