| 250 Jacob Ariens Hant mits de crancksinnicheijt van Trijn
Claas wed[uw]e van Jacob Claas Zeepaaert geauth[oriseer]t bij acte van desen gerechte in dato den 7en maij 1676 ons schepenen vertoont tot het doen van de volgende opdrachte voorene helft nevens Jacob, Jan ende Grietje Jacobsz kinderne ende mede erffgenamen van de voorn[oemde] jacob Claas Zeepaart die een sone was van Claas Jansz Zeepaart voor de andere helfte vercopen Trijntje Gijsberts een huijs ende erve leggende binnen deser stede aande noortzijde van de oudegraft bleent met Wouter Hogermoeln ten oosten ende do[min]us Joannes Molineurs ten westen met soodanige cond[iti]en van vrij en onvrijheden als in de oude quijtsch[elding]e hier na genoemt geexpresseert staan belovende te vrijen gedurende en zedert den eijgendom
van de voors[chreven] Claas Jansz Zeepaart daar vooren verbindnendede voors[chreven] Jacob Adriaansz alle de goederen van de voors[chreven] Trijn Claas ende de verdere comp[aran]ten elx sijne goederen etc[etra] nopende de verder waarnisse transpor[teer]t de oude quijtsch[elding]e bij de voors[chreven] Claas Jansz vercregen den 21en maij 1631 met etc[etra] na etc[etra] bij schepenen uts[upra] den 12.en maij 1676 cooppenn[ingen] 700 g[u]l[den] . . . . . . . . |