| Wij Hessel Jansz Bonckenburgh schout tot heemskerck Pieter Jansz Verhammen en m[eeste]r Corn[elis] Keijns schepenen aldaer, oirconden ende kennen
dat voor ons gecompareert sijn Jacob Maertsz out schepen binnen onse dorpe hem starck maeckende en de rato caveren[de] voor sijne suster Annitjen Maertens en Sijmon Dircksz Oudendijck en Corn[elis] Lourisz Hoogewerff als vooghden vande kinderen vande voornoemde Annitje Maertens, dien sij verweck heeft bij Jan Lou- risz Hoogewerff in sijn leven onsen buer- man aende oostersij en bekende bij desen in die qualiteijt vercoft quijtgeschouden in vrijen eijgendomme opgedragen en overgegeven te hebben aen en ten behoeve van Bartholomieus Willemsz Heemskerck woonen[de] binnen der stede beverwijck een croft geestlants gelegen binnen onse banne tusschen de kerck ende oosterwegh genaemt de laghe enden, groot ontrent een
morge doch bij den hoop met de voet gestoten belent ten oosten den oosterwech ten suijden Belijtjen Louwrens ten westen de kerck- wech en ten noorden de schouwbeeck belast met thijns van welcke vercopinge en opdragte sij comp[aran]ten bekenden al en ten volle vernoegt voldaen en wel betaelt te sijn met somme van vijffhondert ses en veertich gulden contant en gereet gelt en daer van den eersten penningh metten laesten ontfangen te hebben schel- dende mitsdien den voorn[oemde] Bartholomieus |