| Wij Johannes van Coevenhoven, Schout tot Heemskerk, Sijmen Sierken en Pieter Schipper,
schepenen aldaar, oirconde en kennen dat voor ons geko men en verscheenen is, de voornoemde heer comparant, dewelke bij deezen in zijn voorengemelde qualiteijt bekende, verkogt, quijtgescholden en tot een vrijen eijgendomme opgedragen te hebben aan en ten behoeven van Floris Jansz Schermer, wonende aan Heemskerkerduijn, een stuk weijland, leggende binnen deezen banne, aan duijn voornoemt, genaamt Frans Jan Korsen Kroft, groot 926 roeden, belend ten oosten Hendrik Gerritsz , ten westen de Luttik Cie, ten noorden de erven van Grietje |
solvit den XLe penn[ing] . . .f 0:-15: - 10e verhoo[ging] ,,:-1: 8 | Floris, en ten suijden Lammert Hendriksz , gebruijkt werdende bij de voornoemde Lammert Hendriksz , die daar
aan nog een jaar huur heeft, als de a[nn]o 1760 om f 10:-:- eens geld, welke huur den koper sal moeten presteeren, mits het regt hebbende tot de huurpenningen. De gemeene lands lasten en binnenlandse onkosten sijn voor reeke ning van den selven koper ingegaan met Nieuwe jaar 1760, van welke verkopinge en opdragte hij heer compa rant bekende al wel en ten vollen vernoegt, voldaan en betaalt te zijn en dat mette somme van f 30:-:- gereet geld. Stellende daaromme de voornoemde koper in volkomen possessie en eijgendomme van het voor schreeve stuk land, belovende ook het selve ten alle tijden te vrijen en te waaren van alle lasten, pagten, renten, evictien en creditien, daar het selve voor dato deezes eenigsints meede belast ofte beswaart mogte weezen. Alles naar regten van den lande en costuume van
onsen dorpe. Stellende daar voren ten onderpande specialijk haar vrouwen contituantens persoonen en generalijk alle haare goederen, roerende en onroe rende, present en toekomende, geene uijtgezondert. Makende alle dezelve subject voor alle regten, regteren en executien t' ojrconde deeze bij mij Schout voor noemt bezeegelt en bij ons schepenen geteekent op den 9e meij a[nn]o 1760. |