| | Wij Johannes van Coevenhoven schout tot Heemskerk, Sijmen Sierke en Jurge Gerritz, schepenen aldaar, oirconde
en kennen dat voor ons gekomen en verschenen sijn, de voornoemde comparanten, Dewelke bij desen in hunne vooren gemelde qualitijten, bekende verkogt quijtgescholden en tot een vrijen eijgendomme opgedragen te hebben, aan en ten behoeve van Cornelis Engelz wonende aan duijn, een stuk teelland, leggende binnen desen Banne aan de Kleijne Houtwegh, besuijden de Strengh genaamt van Louris Hendrikz, groot 1438 roeden, belent ten westen Jacob Olofz, ten noorden de Schouwbeek, ten oosten de Kleijne Houtwegh, en ten suijden Hendrik Gerritz, nogh een stuk teelland |
solvit den 40e penn[ing] . . .f 1:12: 8 Xd verhoog[t] ,,: 3: 4 | |
leggende als voren, genaamt Tusschen de Weegen, groot 808 roeden, belent ten westen Jacob Claesz, ten noorden Pieter Rijke, ten oosten de Groote Houtwegh, en ten suijden de erven van Schilder. De gemeene lands en andere lasten, sijn voor reek[eningh] van den koper ingegaan met nieuwe jaer 1749, van welke verkopinge en opdragte sij comparanten bekende al wel en ten vollen vernoegt, voldaan en betaalt te sijn, en dat mette den somme van 65.-.- gereet gelt, Stellende daaromme den voorn[oem]de koper in volkomen possessie en eijgendomme van het voorz[egde] stucken land. belovende ook deselve, ten allen tijden te vrijen en te waren van alle lasten, pagten, renten, evictien en creditien, daar het selve voor dato deses enigsints mede belast ofte beswaart mogte
wesen, alles naar regten van den lande en costume van onsen dorpe. stellende daarvoren ten onderpande specialijk sijn constituants perzoonen en generalijk alle haare goederen roerende en onroerdende present en toekomende geene uijtgesondert, maakende alle deselve subject voor alle regten, regteren en executien. T' oirconde dese bij mij schout voorn[oem]t bezeegelt en bij ons schepenen geteekent op den 6 meij a[nn]o 1749 |