|
den IXen maert Jan Pietersz Coppers beijden ontfangen hebben van Ja[n] Jansz Coopal een coe en vijventwintich gulden an gelt daer toe belijt mits deesen ende ge[e]ft over d voorsz[egde] Jan Jansz teversz[egd] afestitueren en[de] betalen ( of actie van[de zelve Coopal hebben[de] ) die som[m]e van sevenentvijftich carol[i] gulden van veertich Jan Coopal versz[egd] gro[t]en vlaems gereeckent d zelve peenn[ingen] intewinnen als custing op alle zijn[e] goed[er]en op meije als men Bonifaes Jacobsz schepenen schrijven XVc ende tzeventich present Jan Jacobsz
Jan Jansz, Vechter Taemsz ende Corn[elis] Aris Feucx schepen[en]in p[re]sentie van |