wij Adriaan Kistemaker bailliuw en schout Claas Sluijs ende P[iete]r Maartensz schepenen der steede en heerlijkheijt Spanbroek doen kond dat voor ons gecmpareert is Jan Jansz Boeder van de Zuijdermeer binnen Spanbroek verklarende te hebben verkogt en dien volgens in vollen eijgendom op te dragen en te transp[orter]en aan Ad[r[iaan] Jacobsz Heddis mede aldaar woonagtig een huijsje met sijn erff staande ter plaatse gemelt belent de kooper zuijden en noorden hem een stuk landt mede aldaar leggende genaamt d vogelsang groot in onkosten 3 m[orgen] 75 r[oeden] belent
met de wed[uw]e van Jan Boots ten zuijden de kooper teb biirdeb item een stukje landt genaamt de hooge ven ook daar gelegen groot 1 m[orgen]/n belent met Adr[iaan] Taamsz wed[uwe] ten zuijden en de kooper ten noorden van welke verkoopinge den comp[aran]t bekende geheel voldaan en wel betaalt te sijn den laaste penn[ing] met den eersten en wel met een somma van 620 g[u]l[den] contant belovende mitsdien t selve goet te sullen vrijen en waren voor alle evictien op de aandeel die daar op soude mogen werden gedaan soo men na reghten en costumen deser heerlijkh[ijd] schuldig is te doen onder verband ende submissie als naar reghten t oirconde heb ik baill[uw] en schout voorn[oem]t na dat desen en ten protocolle bij schepenen was
getekent mij zegel daar aan gehangen op den 20 junij 1725 C Sluijs mij present P[iete]r Kistemaker AKistemaker zecre[tari]s |