Ick Taems Janssz Copis waert in de uijthangende Pijnas tot Spanbrouck als voocht van Jan Jansz en Peter Jacobsz naegelaten soonen van Dieuwer Heeries bekenne tot afflossinge van[de] helft van dese voornoempde hooftsomme van vier hondert vijff en[de] tachtich gulden van wegen Jan Jansz ontfangen te hebben die somme van twee honder twee en veertich gulden tien stu[i]vers ontfangen te hebben sulcx dat die helft van dese rentebrieff met alle verlopen renten
van wegen Jan Janssen voldaen en[de] betaelt is belove daeromme Jacob Simonssz van alle naemanigh die van wegen Jan Janssz helft gedaen soude mogen worden te vrijen en[de] vrij te waren onder t verbant van mijn persoon en[de] goederen roeren[de]
en[de] onroeren[de] geen uuijtgesondert die daer voor submitteren den hove van Hollandt en[de] allen anderen rechten ende rechteren sonder arch t oorconde desen bij mij geteijckent actum t Spanbrouck den XVIIJen octobris anno XVJc ende dertich bij mij Taems Copes Mij p[rese]nt sec[retari] JHosius |