extract uuijt schepenen regijster
van Spanbroeck van date den XIJen januarij XVJc Op de questie tusschen Dirck Jan Coopals eiij[sse]r aen deene ende Oeft Huijbertsz verweerder in d andere zijden versouckende d eij[sse]r quijtscheldinge ende daer tegens de verweerder proponeerde sijn kustinge onbetaelt te zijn aengaende zoe wel twee morgen pleter als anderhalff hondert zaetacker langer dan een jaer in rechte gehangen t welck nu geordonneert was dat perthijen daer aff bewijs zouden coemen doen ten gestelden dagen buten rechtdach voorden gerechten ende dien volden sijn p[ar]thijen
voor schout burgem[eeste]r ende schepen[en] int lestleden jaer geweest die dezelve gehoort geexamineert hebben gehadt en[de] hebben dier titj geraetslaecht geordonneert ende den perthije ge adverteert ende te kennen gegeven dat d voorsz[egde] oest scotveerder op doen naestcoomende gading souden mogen aenspraeck doen op t voorsz[egde] landt voor sijn kusting die hij zoude weten te proponeeren opt zelve lant te resteeren en[de] ten achteren te wesen soot hem zoude believen en[de] goet dochte ende zoe nijet sonder van de zelve lande gehouden zijn behoorlij[ke] quijt scgekdubge te dieb nuts dat dab d viirsz[egde] Dirck Janss aen vest tot volle betaelinge van de heele lantkustinge soude uuijtkeeren tien guldens present de volle collegie van schepenen
geextrheert ende collationeert jegens t voorsz[egde] regijster ende is bevonden der mede te accorderen opten laesten junij XVJc seven bij mij secertaris
Jan Adriaensz Suijdlandt |