Wij Johannis Agricola balliu en schout der heerlijkh[ei]t Obdam Paulus P[iete]rs Veen en Claes Maers schepenen aldaer doen kond dat voor ons gecomp[areer]tJan Boots woonagtig inde Wogmeer onder Obdam de welke hem voor ons heeft verklaert wel ende deugdelijk schuldig te wesen aen ende ten behoeve van Cornelis Jacobsz Decker en desselfs huijsvrou Cornelia Jans Halfswaag
wonende tot Swaag en was
de zomme eens van agthondert guld[en] ____ dese schult per reste van grooter zom[m]e wegens
lantkoop zijnde oever lantaen Spierdijk t geheel groot volgens molenmaet 1710 roed[en] dog bij de hoop verkogt van welk 1710 roeden 150 roed[en] onder onse banne is leggende en de overige 150 rod[en] onder Spanbroek belent hij comp[aran]t met zijn huijs op Spierdijk ter ooste Neel Ridders ten Noorden en beloofde hij comp[aran]t de voorsz[egde] custingpenningen ter zomme van achthond[er]t g[u]l[den] kost en schadeloos zal af doen ende betalen zonder enige koringe t zij ook onder meij 1711 wat pretext aende voorn[oemd]e Decker en desselfs huijs vrou ofte aen derselver regts verkrijgende ontrent Meij int jaer 17c elf dit alles onder t verbant van zij comparants persoon en goederen gene exempt en wel bij sonder hetboven genoemde gekogte
gedeelte lant onder Obdam gelegen daer dese schult uijt geresen is met onderwerpinge van allen regt en regteren sonder bedrog des ten oirconde hebben wij schout en schepenen alhier getekent den principalen gesegelt en getek[en]t na onse plaetselijke gewoonte op den 4 julij
17ctien Johan Agricola Claas Maars Poulis Pietersz Veen