| folj[o] 158 . . . . Sijmon Cornelisz Fecke van Nieuwenieudorp nu woonende
tot Langedijck vercoopt scheltquijt ende d[r]aecht op mitsdesen aen Pieter Cornelisz Snijder onsen mede poorter en vrij huijs erff en boomgaert staende ende leggende op die lagesijdt tegen over d kerk belent hebbende Jan Jansz Wit ende Pieter Corn[elisz] Fecke ten oosten ende het weeshuijs ten westen mits dat die ganck achter die camer bij langs het huijs van Jan Jansz Wit ende Stijn Baerts bij Pieter Corn[elisz] off die be woonders vande camer niet langer sal mogen gebruijckt worden dan tot wederseggen van Jan Jansz Wit, Stijn Baerts off haeren nae coomers alsoe den grondt ende eijgendoom van dien Jan Jansz Wit off Stijn Baerts toecoomt ende den kannels [?] gerechticheijt aldaer niet verder streckt als sijn oosdrop
voorts voor vrij etc[etra] bekent voldaen etc[etra] stelt d vern[oemde] Pieter Corn[elisz] in volcomen possessie doet aquijte belooft t selve te vrijen onder generael verbant volgens d quijtschelding |