4 L | Compareerde voor schepenen Dirc Claesz Coenesteijn oudt ontrent VJ jaren ende Heijndric
Lenertsz zoutdrager oudt ontrent XXXIII jaren beijde poorters ende innewoonders dezer stede d welcke verclaerden bij eede henl[ieden] volcoo mel[ijk] gestaeft ende affgeneoemn gerechtelick ende toe verdaacht zijnde te verzoucke van Jmmnitgen Ghijsbrechtsdr waerachtich te weesen dat Floris Adriaensz als voorsz[egde] Jmmitgens zoon gewonnen aen Adriaen Jansz haer man een gebooren poorter es de zelve van haerl[ieden] weetenschap verclaerende voorn[oemde] Coeneseijn bij getuijgen te weezen als dat hij es es couzijn vande voorn[oemde] Adrian Jansz ende d voorn[oemde] Heijndric Claesz dat hij |
| raedt der voorsz[egde] stede oudt ontrent XXXVJ jaren Joos Bonfan oudt ontrent LX jaren Jacob de
Kaerle oudt ontrent LXX jaeren Jan de Lange oudt ontrent XXXVIJ jaren Guillaem Lupaert oudt ont[rent] XXVJ jaren alle vier int collegie van de rade van XXVIJ/en, joncheer Loijs Quinget oudt ontrent XLVIJ jaren Jacob de Bije oudt ontrent XXXV jaren beijde int collete van notable poorters ende tuijcen bij eede henl[uiden] volcoomel[ijk ] gestaaft ende affgenoemen rechtel[ijk] ende toe verdaecht zijnde ten verzoucke van m[eeste]r Hermen van Otten ende Michiel Baelde beijde eertijts coronellen van den burgerije der stede van Ijpere Pieter de Wilde filius Oliphiers ende Daniel Longerspee waerachtich te weezen dat op den negenden aprilis anno XVc vier ende tachtich als de stadt van ijperen belegert
zijnde ten uijtersten beswonge was te spreecken van appoinctement om haer te begeven aenden geenen die haer hadde beleget ende dat de gouverneur van stercten gelegen bij de stadt van Ijperen onder t gebiet van den hertoge van Perma de sleve aduoijerende des stadts verzouck stipuleerde dat het zeeckere persooenen uuijte gemeente zoude werden toegelaeten t sijne verkiesinge soo dat deur lange tusschen spreecken die vandere stadt hem accorderen vier persoonen niet weetende wie deselve soude moogen zijn als gevangene van der oirloge de welcke de voorsz[egde] gouverneur aen her lichaem belooffde niet te nemven ende naer dien die vande stadt niet en wisten weije voorn[oemde] Caterijne bij was en[de] zulxt zelve metde h__ mede hoorde
tuijchden noch dat ten zelven tijde van voorsz[eegde] forme gepasseert werde behoorl[ijke] obligatie bijde voorn[oemde] Jozijne omet haer eijgen vrijen wille mitsgaders t haren verzoucke bijde |
dat zij deposanten verstonde | voorsz[egde] deposant Mathijs Willemsz en een Jan van Walle van Ijperen als getuijgenen ondergetteijckent tuijchden vorder dat zij de voorn[oemde] |
Jozijne de | voorsz[egde] Jan vande Walle tot haer hulp genomen hadde in vougen dat hij voor haer de zelfde Jozijne dede in allen schijn oft zijn eijge zakeware geweest hadde tuijcen noch de voonm[oemde] Catrijne Derix alleen dat inde
voorsz[egde] somme te niet en doot gerekent waren de voorgaende schuldenende rekeinge en de welcke bijde man van[de] voorn[oemde[erbare] Jozijne ware gesz[] ende onderteijckentwe[?] ende dat overzulx bijde voorsz[egde] vande Walle van wegen de voorn[oemde ] Jijzijne tonnage stucken papieren gecasseert en aen stucken |
versche[] - IIIJ st[uivers] scri[] - VJ st[uivers] | gescheurt werden wijders met tuijgen actum dezen Actum den IXen januarij 1586 P Pieter Jorijsz
Louris Andries |